Voordeel alle aard terbeschikkingstelling woning: stand van zaken na nieuwe rechtspraak

Problematiek

De kosteloze terbeschikkingstelling van een woning geeft aanleiding tot een belastbaar voordeel van alle aard bij de genieter. Voor de waardering van dit voordeel van alle aard werd er tot voor kort in de regelgeving een onderscheid gemaakt naargelang de woning ter beschikking werd gesteld door een natuurlijk persoon dan wel door een rechtspersoon.

Werd de woning ter beschikking gesteld door een natuurlijk persoon, dan werd het voordeel vastgesteld op 100/60ste van het geïndexeerd kadastraal inkomen van de woning (verhoogd met 2/3 wanneer het een gemeubileerde woning betrof).

Werd de woning ter beschikking gesteld door een rechtspersoon, dan werd het voordeel vastgesteld op 100/60ste van het geïndexeerd kadastraal inkomen van de woning (verhoogd met 2/3 wanneer het een gemeubileerde woning betrof), vermenigvuldigd met een factor 3,8 (of 1,25 indien het KI kleiner of gelijk was aan 745 euro).

Dit verschil in berekeningswijze werd door de rechtspraak strijdig bevonden met het gelijkheidsbeginsel. Hieruit volgde dat de waardering van het voordeel van alle aard indien de woning ter beschikking werd gesteld door een rechtspersoon op dezelfde wijze diende te gebeuren als indien de woning ter beschikking werd gesteld door een natuurlijk persoon. De vermenigvuldiging met voormelde factor 3,8 (of 1,25) kon dus op basis van deze rechtspraak achterwege worden gelaten.

Wat te doen voor de toekomst?

Voor de toekomst staat wat er dient te gebeuren niet ter discussie.

Voor de aangifte personenbelasting die dient te gebeuren over inkomstenjaar 2018, mag het voordeel steeds worden vastgesteld op 100/60ste van het geïndexeerd kadastraal inkomen van de woning (verhoogd met 2/3 wanneer het een gemeubileerde woning betreft), zonder vermenigvuldiging met een factor. Dit volgt ook uit een circulaire die de fiscus op 15 mei 2018 over deze problematiek heeft uitgevaardigd.

Vanaf inkomstenjaar 2019 geldt ingevolge een KB van 7 december 2018 (dat de ongrondwettelijkheid uit de regelgeving heeft gehaald) de vermenigvuldiging met een nieuwe factor 2, zowel voor de terbeschikkingstelling door een natuurlijk persoon als door een rechtspersoon.

Wat te doen voor het verleden?

Voor het verleden staat niet ter discussie dat reeds hangende procedures worden afgewikkeld uitgaande van een grondwettelijke berekening van het voordeel van alle aard. Verder staat evenmin ter discussie dat er een bezwaar kan worden ingediend (en in principe zal worden ingewilligd) in de gevallen waarin de bezwaartermijn nog niet verstreken is. De bezwaartermijn bedraagt 6 maanden vanaf de derde werkdag na de verzending van het aanslagbiljet.

En wat dan met aanslagen die uitgaan van een ongrondwettige berekening van het voordeel van alle aard waar de bezwaartermijn reeds is verstreken? Hiervoor kan worden gedacht aan het terugclaimen van de te veel betaalde belasting middels een zogenaamd “verzoek tot ontheffing van ambtswege”. Dit kan gebeuren binnen de vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de belasting werd gevestigd. Voorwaarde is wel dat dit verzoek steunt op een “nieuw feit”. En daar zit het probleem. De fiscus is in zijn hierboven reeds aangehaalde circulaire van oordeel dat er hier geen sprake is van een “nieuw feit”. Wij menen evenwel dat dit hier wel degelijk ook het geval is. Blijkens een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent van 31 januari 2019, volgt nu ook de rechtspraak deze voor de belastingplichtige gunstige visie.

Deze rechtspraak vormt een extra aanmoediging voor de belastingplichtige om het verleden verder open te breken middels een verzoek tot ontheffing van ambtswege, al valt uiteraard ook af te wachten hoe toekomstige rechtspraak zal luiden, zeker ook in beroep. Bemerk overigens dat de in het gelijkgestelde belastingplichtige naast de terugbetaling van de te veel betaalde belasting ook moratoriumintresten aan een tarief van 7% per jaar (2% vanaf 2018) vanaf de maand nadat de belasting werd betaald, ontvangt, alsook rechtsplegingsvergoeding.

En wat als het voordeel via R/C is verwerkt geworden?

Heel wat belastingplichtigen geven het voordeel van alle aard bestaande uit de terbeschikkingstelling van een woning die eigendom is van de vennootschap waarin zij bedrijfsleider zijn, niet aan in de personenbelasting. Zij werken dit dan weg door een bedrag gelijk aan het voordeel van alle aard te betalen aan de vennootschap middels een boeking in rekening/courant.

In deze gevallen ligt het openbreken van het verleden vaak iets minder voor de hand en dient dossier per dossier te worden afgewogen of er iets kan worden ondernomen. In gevallen waarin dit wel een optie is, kan dit evenwel leiden tot aanzienlijke fiscale voordelen.

Sven Nelis (nelis@deknudtnelis.be)
Laurens Lammens (lammens@deknudtnelis.be)