Vlabel publiceerde op 1 oktober 2021 een nieuw standpunt (SP 21055) inzake de aftrekbaarheid van een regularisatieheffing als passief van de nalatenschap, en dit ter vervanging van het vroegere standpunt SP 15165.
Onder het oude standpunt SP 15165 van 30/11/2015 (publicatie op 11/01/2016) werd de schuld ingevolge een fiscale regularisatie van buitenlandse tegoeden die op datum overlijden nog tot de nalatenschap behoorden, als passief van de nalatenschap aanvaard, mits twee voorwaarden waren vervuld:
- De buitenlandse tegoeden werden aangegeven in een verbeterende aangifte, en
- De schuld moest als personenbelasting te identificeren zijn (bij een zogenaamd “gemengd” dossier waarbij ook erfbelasting werd rechtgezet, kon de heffing niet als passief worden aanvaard).
Vlabel gaf ook nog mee dat de aftrekbaarheid niet toepasselijk was indien voor het forfaitair passief was gekozen in de aangifte van nalatenschap.
Nu verandert Vlabel het geweer van schouder en inspireert zich daarvoor op de visie van het Hof van Beroep te Gent (arrest van 23 maart 2021 – rolnummer 2019/AR/556), waarin de regularisatieschuld niet wordt aanvaard als passief van de nalatenschap.
In voormeld arrest stelt het Hof dat volgens art. 27 W.Succ. (thans art. 2.7.3.4.1 VCF) – het overlijden dateerde in casu van voor de inwerkingtreding van de VCF op 1 januari 2015 – als aannemelijk passief van de nalatenschap slechts de op de dag van het overlijden bestaande schulden en de begrafeniskosten gelden. Schulden moeten dus een zekere en definitieve last van de nalatenschap vormen teneinde ze in aftrek te kunnen nemen.
Het Hof stelt verder dat een regularisatieheffing een autonome heffing sui generis is en dus niet gelijk te stellen is met de onderliggende belastingen die worden rechtgezet. Er is, aldus het Hof, een groot verschil tussen reguliere belastingen die worden opgelegd aan de belastingplichtigen en een regularisatieheffing die een volkomen vrijwillig karakter heeft. De regularisatieheffing staat bovendien pas definitief vast op het ogenblik van de betaling en ontstaat pas op die dag. De betaling van een regularisatieheffing gebeurt vrijwillig, na aanvraag daartoe van de betrokkene en na goedkeuring door het Contactpunt Regularisaties. Als de betrokkene niet vrijwillig betaalt, kan de heffing niet worden ingevorderd. Het feit dat de regularisatieheffing wordt berekend op basis van de in het verleden niet betaalde personenbelasting, heeft niet tot gevolg dat de heffing gelijk te stellen is met deze belastingen.
Aangezien de regularisatieheffing in de feiten die aanleiding hebben gegeven tot het voormelde arrest pas werd betaald na het overlijden van de erflater, bestond de schuld niet op de dag van zijn overlijden en kan ze dus niet worden beschouwd als een zekere en definitieve last van de nalatenschap, aldus het Hof. Ook het feit dat het regularisatiedossier reeds werd aangevat voorafgaand aan het overlijden van de erflater doet hieraan geen afbreuk (in casu werd het dossier overigens pas officieel ingediend na het overlijden van de erflater).
Vlabel neemt in haar recente standpunt SP 21055 deze redenering van het Hof over en stelt dat schulden tot betaling waarvan de erfopvolgers van de erflater gehouden zijn ingevolge hun eigen handelen, niet voor aftrek in aanmerking komen omdat zij de nalatenschap niet bezwaren.
Vlabel laat in haar nieuwe standpunt ook weten dat ze met deze rechtspraak rekening zal houden vanaf datum publicatie (dus 1 oktober 2021), en dit blijkbaar ongeacht wanneer het dossier werd ingediend bij het Contactpunt Regularisaties of bij Vlabel. Ook op de reeds hangende dossiers zal het nieuwe en strengere standpunt dus in principe worden toegepast.
Ook al is dit nieuwe standpunt op diverse punten voor kritiek vatbaar, in de praktijk dient er desalniettemin rekening mee te worden gehouden.
Annelies Maeckelbergh (maeckelbergh@deknudtnelis.be)
Guillaume Deknudt (deknudt@deknudtnelis.be)
Sven Nelis (nelis@deknudtnelis.be)