Inzake successieplanning met levensverzekeringscontracten heeft de Vlaamse Belastingdienst (“Vlabel”) de voorbije jaren al heel wat stof doen opwaaien met diverse standpunten. In de Voorafgaande Beslissing met nummer 17057 die ons kantoor op 19 maart 2018 mocht bekomen, geeft Vlabel in deze materie een aantal nieuwe inzichten prijs.
Feiten
Het betrof een geval waarin een moeder eind 2015 samen met haar twee kinderen een burgerlijke maatschap had opgericht.
De moeder deed een inbreng van de rechten die zij aanhield als verzekeringnemer in twee levensverzekeringcontracten van het type tak 23 in de burgerlijke maatschap. De kinderen waren de begunstigden van de levensverzekeringcontracten. De delen die de moeder voor deze inbreng verkreeg, schonk zij meteen na de oprichting van de burgerlijke maatschap aan de kinderen. Deze schenking gebeurde voor Nederlandse notaris, met daaraan gekoppeld onder meer een last tot betaling van een levenslange rente.
De twee kinderen deden eveneens een inbreng in de burgerlijke maatschap van de rechten die zij aanhielden als verzekeringnemer in één levensverzekeringcontract van het type tak 23 dat zij in 2009 hadden onderschreven. De tegoeden waarmee de twee kinderen de premie van dit laatste contract hadden betaald, hadden zij kort tevoren middels (niet geregistreerde) bankgift van hun moeder geschonken gekregen. Aan deze schenking was een last tot betaling van een levenslange rente gekoppeld.
Er werden bijvoegsels bij de drie verzekeringscontracten opgemaakt, teneinde ervoor te zorgen dat de burgerlijke maatschap voortaan zou fungeren als verzekeringnemer en als begunstigde van deze drie levensverzekeringscontracten. Gelet op het ontbreken van rechtspersoonlijkheid van de burgerlijke maatschap waren de deelgenoten van de burgerlijke maatschap derhalve proportioneel verzekeringnemer en begunstigde.
Vraagstelling
De aanvragers wensen absolute zekerheid te bekomen dat het volledige vermogen van de burgerlijke maatschap (dus de drie levensverzekeringscontracten) bij het overlijden van de moeder zonder erfbelasting aan de kinderen zal toekomen. Aldus doen zij een aantal aanpassingen aan de bestaande structuur teneinde het inkomstenvoorbehoud en het controlevoorbehoud van de moeder af te zwakken en betalen zij op het geheel schenkbelasting van 3%. Dit geheel in de lijn met hetgeen werd voorgelegd in een andere Voorafgaande Beslissing met nummer 17019 d.d. 21 juni 2017 (zie hierover onze eerdere nieuwsbrieven). Vlabel bevestigt haar antwoord van laatstgenoemde Voorafgaande Beslissing (waarvan de inhoud overigens ook reeds in diverse Voorafgaande Beslissingen van latere datum werd bevestigd) door te stellen dat na deze aanpassingen en de betaling van 3% schenkbelasting de fictielegaten van artikel 2.7.1.0.7 VCF (oud artikel 9 W.Succ.), artikel 2.7.1.0.9 VCF (oud artikel 11 W.Succ.) en artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF (oud artikel 4,3° W.Succ.), al dan niet in combinatie met de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF, niet (meer) van toepassing zijn. Tot daar dus niets nieuws onder de zon.
Gelet op de aanwezigheid van levensverzekeringscontracten diende in de besproken Voorafgaande Beslissing van 19 maart 2018 evenwel ook de uitwerking van artikel 2.7.1.0.6 en 2.7.3.2.8, §2 VCF (oud artikel 8 W.Succ.), al dan niet in combinatie met de antimisbruikbepaling van artikel 3.17.0.0.2 VCF, te worden bevraagd. Hierbij zijn er twee zaken interessant.
Nieuwe inzichten
Een eerste belangrijk gegeven is dat Vlabel geen probleem schijnt te hebben met het aanhouden van een levensverzekeringscontract via een burgerlijke maatschap als zodanig. Wij hebben de combinatie burgerlijke maatschap-levensverzekering in het verleden steeds verdedigd en voorgehouden dat een burgerlijke maatschap op het gebied van controle een meerwaarde kan betekenen bij levensverzekeringscontracten.
Een tweede interessante vaststelling is de volgende. Indien er op de verzekeringsgift schenkbelasting wordt betaald zodat het fictielegaat van artikel 2.7.1.0.6 VCF aldus buiten werking wordt gesteld door artikel 2.7.3.2.8, §2 VCF ten belope van de waarde waarop schenkbelasting wordt betaald, is er volgens Vlabel ook geen erfbelasting verschuldigd op de meerwaarde die ná de registratie van de verzekeringsgift ontstaat op het levensverzekeringscontract indien deze meerwaarde wordt afgekocht (in één of meerdere bewegingen) vóór het overlijden.
Het kader van Vlabel rond levensverzekeringscontracten wordt dus alsmaar duidelijker. Dat valt alleen maar toe te juichen.
Successieplanning: het zit in ons, DNA