Wetsvoorstel tot hervorming erfrecht eindelijk gepubliceerd

Op 14 februari ll. werd het ‘wetsvoorstel tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek wat de erfenissen en de giften betreft en tot wijziging van diverse andere bepalingen ter zake’ gepubliceerd op de website van de Kamer. De bedoeling van deze hervorming (de meest omvangrijke hervorming sedert geruime tijd) is de modernisering van het huidige erfrecht en de aanpassing ervan aan de noden van de moderne maatschappij. Het huidige erfrecht dateert immers nog van ten tijde van de invoering van het Burgerlijk Wetboek in 1804.

De geplande hervorming kan samengevat worden in volgende krachtlijnen.

1. Meer autonomie voor de erflater

Vooreerst wil de wetgever meer vrijheid laten aan de erflater, onder meer door de beperking van de wettelijke reserve. Voortaan zal er enkel nog sprake zijn van een voorbehouden erfdeel voor de kinderen van de erflater en diens echtgenoot. De globale reserve van de afstammelingen wordt in alle gevallen beperkt tot een vast breukdeel (50%) van de nalatenschap (en is dus niet langer afhankelijk van het aantal afstammelingen). De reserve van de ascendenten (bij gebreke aan afstammelingen beschikken ouders op heden over een reservatair erfdeel van elk één vierde) wordt volledig afgeschaft en wordt vervangen door een onderhoudsvordering ten laste van de nalatenschap van een kinderloos gestorven erflater (enkel in geval van behoeftigheid).

Daarnaast wordt het huidige verbod op overeenkomsten over niet-opengevallen nalatenschappen versoepeld en worden de wettelijk toegelaten erfovereenkomsten uitgebreid. Ook wordt de mogelijkheid van een globale erfovereenkomst tussen ouders en kinderen voorzien, waarbij ouders reeds voor hun overlijden met al hun kinderen een bindende overeenkomst kunnen sluiten omtrent de toewijzing en verdeling van hun nalatenschap. Op die manier kunnen veel conflicten tussen de kinderen na het overlijden van hun ouders worden vermeden en hebben ouders de zekerheid dat hun wensen worden gerespecteerd (ook na hun overlijden).

2. Erfrecht in waarde

Een ander belangrijk aspect is de vervanging van het huidige erfrecht in natura door een erfrecht in waarde. Ingeval van inbreng of inkorting van gedane schenkingen, zullen de reservataire erfgenamen voortaan enkel de waarde kunnen opeisen van hun deel van deze schenkingen en niet de geschonken goederen zelf. Op die manier kan de begiftigde van de schenking het geschonken goed zelf behouden, maar dient er wel een verrekening te gebeuren naar de andere erfgenamen ofwel door minderontvangst ofwel door opleg.

Ook het tijdstip van de waardering van de schenkingen ingeval van inbreng en inkorting wordt gewijzigd, waarbij er wordt gekozen voor een uniform systeem voor roerende en onroerende schenkingen. De waardering gebeurt voortaan op basis van de intrinsieke waarde op datum van de schenking, maar dit wordt geïndexeerd tot op de dag van het overlijden (teneinde de ongelijkheden met betrekking tot het tijdstip van verschillende schenkingen en dus de effecten van inflatie te kunnen ondervangen).

Inzake giften aan erfgenamen wordt tevens het wettelijk vermoeden hervormd dat deze op voorschot van erfenis gebeuren en derhalve bij overlijden gelijk dienen te worden verdeeld tussen de erfgenamen. Dit wettelijk vermoeden zal enkel nog gelden voor schenkingen aan afstammelingen, maar niet langer voor schenkingen aan andere erfgenamen (vb. broers of zussen). Een kinderloze erflater die een schenking doet aan zijn ouders of aan zijn broer/zus wordt dus niet langer geacht al zijn erfgenamen gelijk te willen behandelen. Er geldt echter een (weerlegbaar) vermoeden dat deze begiftigde de schenking buiten erfdeel verkrijgt.

3. Wijziging positie langstlevende echtgenoot

De wetgever streeft tevens naar een evenwichtige verdeling tussen de belangen van de kinderen en die van de langstlevende echtgenoot. Ter compensatie van de beperking van de globale reserve van de afstammingen, wordt de mogelijkheid voorzien voor de kinderen om hun erfdeel zoveel als mogelijk onbezwaard met vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot te ontvangen (bv. indien de langstlevende slechts gerechtigd is op het vruchtgebruik van een deel van de nalatenschap, wordt dit vruchtgebruik bij voorrang aangerekend op het beschikbaar deel).

Er wordt ook een vereenvoudigde en buitengerechtelijke omzetting van het vruchtgebruik van de langstlevende echtgenoot voorgesteld, waarbij het vruchtgebruik wordt omgezet op eerste verzoek (zonder vordering in rechte) van een niet-gemeenschappelijk kind (blote eigenaar) of van de langstlevende echtgenoot.

***

Dit wetsvoorstel wordt op heden besproken in het parlement en zal waarschijnlijk pas ten vroegste eind 2017 worden goedgekeurd. Het wetsvoorstel voorziet in een ruime overgangsperiode voor de inwerkingtreding van de wet, met name 1 jaar na de publicatie in het Belgisch Staatblad. U zal bijgevolg waarschijnlijk pas vanaf 2019 uw erfenis kunnen plannen volgens deze nieuwe regels.

Deze zeer grondige hervorming zal evident een belangrijke impact hebben op de praktijk van de vermogensplanning, zelfs op reeds uitgevoerde planningen. De ruime overgangsperiode is in dit opzicht zeer nuttig teneinde na te gaan of reeds uitgevoerde planningen dienen te worden bijgestuurd. Wij volgen dit uiteraard verder voor u op.