Gunstregime familiale vennootschap: intragroepsverhuur is niet louter een tolerantie, maar kan daadwerkelijke economische activiteit uitmaken, ook in aanwezigheid van niet-verhuurd vastgoed

In een recent vonnis van de Rechtbank Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent d.d. 9 januari 2024 dat wij met ons kantoor mochten bekomen, combineert de rechtbank de duidelijke principes die het hof van beroep te Gent vestigde bij arresten d.d. 1 juni 2021 en 21 juni 2022 (zie onze eerdere nieuwsbrief desbetreffend van juli 2022).

Concreet betreft het de vererving van aandelen in een zogeheten vastgoedvennootschap. Deze vennootschap houdt bedrijfsgebouwen aan die zij allen verhuurt aan een exploitatievennootschap van dezelfde groep. Daarnaast houdt de vennootschap ook nog de blote eigendom aan van een appartement. Het vruchtgebruik van dit appartement komt toe aan een familielid van de erflater.

De toepassing van het verlaagd tarief werd geweigerd. Vlabel stelde dat intragroepsverhuur slechts een strikt te interpreteren tolerantie zou zijn waarbij het gunstregime conform de omzendbrief 2015/2 enkel zou spelen als de vastgoedvennootschap al haar vastgoed zou verhuren binnen de groep. Deze ‘tolerantie’ zou hier niet spelen aangezien de vennootschap ook nog de blote eigendom van een appartement aanhoudt en aldus niet al haar onroerende goederen intra groep verhuurt.

De visie van Vlabel wordt terecht niet gevolgd.

Vooreerst stelt de rechtbank duidelijk dat effectief een reële economische activiteit wordt uitgeoefend nl. het bestendig verhuren van bedrijfsvastgoed aan andere vennootschappen binnen de groep.

De rechtbank wijst op het ondernemingsrisico dat de vennootschap loopt en refereert naar:
– De erkenning door Vlabel dat intragroepsverhuur in aanmerking komt als reële economische activiteit;
– Belangrijke investeringen en leningen aangegaan door de vennootschap;
– Belangrijke omzet die door de vennootschap uit haar activiteit wordt gehaald.

In het vonnis wordt hernomen dat het begrip “een reële economische activiteit” in zijn gewone betekenis moet worden opgevat en er geen enkele reden is om vastgoedactiviteiten in principe uit te sluiten van het begrip “reële economische activiteit” (zie arrest Gent 21 juni 2022).

Daarnaast bevestigt de rechter dat men het bewijs moet leveren van een reële economische activiteit, niet van het exclusieve bestaan van een dergelijke activiteit. De wet voorziet niet in een proportionele vrijstelling (zie arrest Gent 1 juni 2021 en GWH 23 maart 2023). Met andere woorden de aanwezigheid van de blote eigendom van het appartement, hetwelk niet voor de activiteit wordt aangewend, verhindert de toepassing van het gunsttarief niet.

In de publicatie van het betreffende vonnis op haar website lijkt Vlabel echter te willen laten uitschijnen dat het gegeven dat de vennootschap slechts de blote eigendom van het appartement heeft en hierover aldus niet kan beschikken bij de beslissing van de rechtbank relevant zou zijn geweest.

Dit is nog maar de vraag. Ons inziens stelt de uitspraak samengevat dat intragroepsverhuur op zichzelf een daadwerkelijke reële economische activiteit kan zijn én dat niet alle onroerende goederen van de vennootschap voor deze activiteit moeten aangewend worden. Dit ligt ook volledig in lijn met de rechtspraak van het hof van beroep (1 juni 2021 en 21 juni 2022). Conform deze rechtspraak van het hof zou het ons inziens hoegenaamd niet mogen uitmaken of de vennootschap al dan niet kan beschikken over het vastgoed dat zij niet voor haar reële economisch activiteit aanwendt.

In alle geval effent dit vonnis verder het pad om het gunstregime te claimen in diverse gevallen waar de vererfde of geschonken familiale vennootschap vastgoed aanhoudt.

Eveline Van De Gejuchte (vandegejuchte@deknudtnelis.be)
Sven Nelis (nelis@deknudtnelis.be)