Sterven doen we allemaal. Scheiden doen velen onder ons. Iedereen wordt dus geconfronteerd met vermogen dat moet worden verdeeld, sommigen meermaals. Vooral nieuw samengestelde gezinnen zijn een broeihaard van verdelingsconflicten. Vaak zijn ze in deze context ook hardnekkiger. Wie een moeilijke en langdurige echtscheiding heeft doorlopen, heeft dikwijls een grotere kans om dit bij het overlijden van de nieuwe partner nogmaals mee te maken.
Er bestaan technieken om de gewenste persoon preventief in een sterkere positie te plaatsen, via een zogenaamde ‘strategische vermogensplanning’. Maar een volledige uitsluiting van een procedureslag is in vele gevallen niet haalbaar.
Wie in een dergelijke betwisting terechtkomt, zal vaak een langdurige blokkage van zijn vermogen meemaken. Zelfs al is het vermogen in voorkomend geval niet vastgezet in de juridisch-technische zin, dan nog zal de betwisting maken dat u niet vrij kunt handelen zoals u dit zou willen doen zonder het bestaan van die betwisting. U zal immers lange tijd geconfronteerd worden met (al dan niet terechte) aanspraken op uw vermogen. U kan bijvoorbeeld jarenlang in het ongewisse blijven over wie de aandelen van de vennootschap nu finaal zal bekomen, terwijl u ondertussen wel actief bent in die vennootschap.
Dat er bij een familiaal conflict een momentum moet zijn waarop de klok even wordt stilgelegd, dat is geheel normaal. Er moet grondig kunnen worden bekeken wat er moet worden verdeeld en wie welke rechten heeft. Dit neemt niet weg dat er veel sneller zou moeten kunnen worden beslist op een definitieve wijze aan wie welke of minstens bepaalde vermogensbestanddelen toekomen. Dit is beter voor de partij die het vermogen toebedeeld heeft gekregen, maar het is ook beter voor de partij die recht heeft op een compensatie en deze dan ook sneller bekomt. Op die manier kan de ene partij niet al te lang de andere partij gijzelen of uitroken, hetgeen al te vaak het geval is.
Op dat vlak zit er nu net een systeemfout. De spelregels van de huidige verdelingsprocedure zijn immers van aard om tools aan te reiken voor zij die de zaak op de lange baan willen schuiven. De gemixte procedure waarbij u eerst naar de rechter moet om dan naar de notaris-vereffenaar te worden verwezen, waarna de zaak tussendoor en/of op het einde van de rit toch weer bij de rechtbank terechtkomt, leidt tot eindeloze procedureperikelen. En ja het is zeker zo dat – als men doortastend te werk gaat – men toch hier of daar de zaak kan versnellen of in sommige gevallen een voorschot kan eisen, maar dit is niet altijd evident. Dit doet dan ook geen afbreuk aan het feit dat de huidige procedure systemisch verkeerd zit, ook al heeft de wetgever wel dwingende termijnen opgelegd. Het voorzien van meerdere fora (de rechtbanken en de notaris-vereffenaar) om de procedure te doorlopen, werkt procedureel gepingpong in de hand. In sommige dossiers lijkt het wel een perpetuum mobile en helaas mag dit ‘perpetuum’ soms vrij letterlijk worden genomen. Even helaas ontbreekt het soms ook aan het aspect ‘mobile’.
Men kan hierop repliceren dat veel zaken minnelijk opgelost worden en dat de voorziene procedure op die manier in veel gevallen wel werkt, maar dit is in feite naast de kwestie. De Belgische Staat heeft immers de plicht om te voorzien in een procedurepad waarop men voldoende snel de procedurele rit kan rijden, ook als er één van de partijen constant wil tegenwerken. Is dit niet mogelijk binnen een redelijke termijn, dan raakt dit de verantwoordelijkheid van de Belgische Staat met mogelijke aansprakelijkheid tot gevolg.
De burger heeft immers ingevolge het EVRM recht op een ongestoord genot van zijn vermogen teneinde dit naar eigen wens economisch aan te wenden. Dat een echtscheiding of een nalatenschap dit even on hold kan plaatsen is logisch, maar dat dit 10 of 20 jaar (of in sommige gevallen nog langer) kan nemen, is niet gepermitteerd.
Beter zou men het huidige systeem bijsturen, waarbij er verschillende opties zijn.
Men zou bijvoorbeeld kunnen voorzien dat de zaak na de beoordeling door de notaris onmiddellijk wordt voorgelegd aan het hof van beroep en niet eerst in eerste aanleg. Nu zijn er immers in principe drie beoordelingen door professionals: de notaris, eerste aanleg en hoger beroep.
Een andere piste zou er kunnen in bestaan om de notaris eerder in te schakelen om te bekijken of er een minnelijke oplossing kan worden bereikt. Zodra dit niet lukt of de maximumduurtijd van deze poging wordt overschreden, zou de zaak moeten terugkeren naar de rechtbank waarbij dan meteen een gerechtelijke oplossing wordt benaarstigd. Ook als de minnelijke weg niet lukt, zou de notaris in dit scenario een rol kunnen spelen om bepaalde onderdelen van de vereffening-verdeling voor te bereiden of omtrent bepaalde aspecten een advies te verlenen.
De procedure waarbij eerst de notaris (na het doorlopen van vrij veel fases) zijn finale beoordeling moet geven, waarna dit nog eens via een dubbele aanleg bij de rechtbanken kan worden gechallenged, lijkt vanuit de redelijke termijn niet langer gewenst.
Guillaume Deknudt (deknudt@deknudtnelis.be)