Voor elkeen die zich inlaat met erfenisbetwistingen of vereffening-verdelingen na echtscheiding is het zeer goed opletten om tijdig de nodige vorderingen in te stellen en de cliënt daarbij correct te adviseren.
Er zit zelfs een venijnige kant aan de procedure vereffening-verdeling zoals ze op vandaag bestaat en geïnterpreteerd wordt.
Indien er geen minnelijke regeling mogelijk is, wordt er zoals bekend via de rechtbank een notaris-vereffenaar aangesteld. De meerderheidsopvatting is in die zin gevestigd dat eenmaal u voor de notaris zit, u in principe voor de rechtbank geen vorderingen meer kunt instellen die verband houden met de vereffening-verdeling. Denk bijvoorbeeld aan de nietigverklaring van een schenking.
Helemaal bijzonder is het dan dat u deze problematiek (in ons voorbeeld de nietigheid van de schenking) ter sprake brengt bij de notaris-vereffenaar, dat daarover bij die notaris wordt gediscussieerd en standpunt wordt over uitgewisseld, maar dat ondertussen de verjaringstermijn om deze nietigheid te bekomen ‘slinks’ verderloopt zonder dat de verjaring is gestuit (ondanks het feit dat u dit bij de notaris te berde brengt). Om de verjaring te stuiten dient de vordering immers bij de rechtbank te zijn ingesteld.
Men kan voor- of tegenstander zijn van de ene of andere visie, men kan een bepaalde visie prefereren vanuit de proceseconomie, maar men moet hoe dan ook vaststellen dat dit een absurd ‘systeem’ is.
U zit bij de notaris. U mag (in een bepaalde visie) niet naar de rechtbank. Maar ondertussen loopt de verjaring van uw vordering verder… Als men daarbij bedenkt dat vereffening-verdelingen geregeld lang aanslepen, dan kan u al begrijpen wat er kan gebeuren.
Een interpretatie van de wetgeving in die zin dat het voormelde zich voordoet, kan bezwaarlijk in lijn worden geacht met art. 6 EVRM. Volgens de meerderheidsvisie kan u niet meer naar de rechtbank maar kan u dus ook uw verjaring niet stuiten. Tenzij het dan dringend zou worden, dan wordt er aangenomen dat u op dat ogenblik wel naar de rechtbank zou kunnen. De volgende vraag is wat dringend hier betekent?
Dit kan toch niet de juiste weg zijn. Minstens moet de interpretatie (om conform art. 6 EVRM te zijn) in die zin zijn dat u wel altijd naar de rechtbank kan, maar dat de rechtbank dan louter ‘akte kan verlenen’ aan uw vordering (lees: de verjaringstermijn stuiten) om dan vervolgens eerst het advies van de notaris te bekomen. Nog beter (efficiënter) en logischer zou natuurlijk zijn dat de wetgever – indien men alles bij de notaris wil poolen – uitdrukkelijk een stuitend karakter zou verlenen aan de voor de notaris gebrachte vorderingen.
Een dergelijk wetgevend ingrijpen moet dan wel goed overwogen gebeuren. Er zal in die optiek moeten worden stilgestaan bij tal van praktijkgevallen waar men mogelijk tussen hamer (de niet meer gevatte rechtbank) en aambeeld (de nog niet in werking gestelde notaris) valt. In die optiek zou het ook een optie kunnen zijn om telkens (vanaf de dagvaarding in vereffening-verdeling, maar ook lopende de werkzaamheden bij de notaris) dergelijke vorderingen te kunnen richten aan de rechtbank (met eenvoudige verjaringsstuitende briefwisseling) waarbij deze vorderingen automatisch worden verzonden aan de notaris (voor zover die al of nog in werking is).
De vraag die zich hier stelt, is of de notaris geschikt/gewenst is om al deze randvraagstukken te behandelen. Mogelijks zit het notariaat daar zelf ook niet op te wachten. Maar dat is dan eerder een politieke keuze.
In elk geval komt het erop neer dat er best iets zou gebeuren.
De enige manier om actueel dergelijke problemen te vermijden is om alles te voorzien in de initiële dagvaarding of als verweerder bij conclusie in het kader van de vordering tot vereffening-verdeling.
Maar de praktijk leert dat soms bijkomende vraagstukken pas opduiken nadat de vereffening-verdeling werd bevolen en er een notaris werd aangesteld… en dan zal u voorlopig toch dit heikele pad moeten bewandelen.
Guillaume Deknudt (deknudt@deknudtnelis.be)
Evy Dhaene (dhaene@deknudtnelis.be)