Wie de boot van de voorbije regularisaties heeft gemist, ziet momenteel geen enkele mogelijkheid om een anker uit te gooien.
De regularisatiewetgeving voor inbreuken op de inkomstenbelastingen is immers beëindigd per eind 2023 (de gewestelijke regelingen, voor bijvoorbeeld successierechten, werden al eerder stopgezet).
Ingevolge het antwoord van de minister van financiën op een vraag in het parlement, willen ook de BBI’s niet langer dossiers behandelen die betrekking hebben op fiscaal verjaarde fraude. Bij fiscaal verjaarde successierechten is de administratie daarentegen wel bereid om een regeling te treffen…
Voor historische fiscale inbreuken die weliswaar fiscaal verjaard zijn, maar die nog steeds de basis kunnen vormen van een witwasmisdrijf en dus strafrechtelijk nog steeds vervolgbaar zijn, zou men dan menen aan te kloppen bij het Openbaar Ministerie.
Maar ook de parketten zijn momenteel niet bereid om in dergelijke gevallen minnelijke schikkingen te overwegen.
De boodschap is dat er moet gewacht worden op een komende Circulaire van het College van Procureurs-Generaal, waarbij de contouren van deze nieuwe ‘regularisatiemethode’ voorlopig nog niet zijn gekend. Ook niet wat de tarifering betreft, al lijkt het wel zo te zijn dat er wordt gesproken van een heffing van minstens 50% op het problematisch gedeelte van het kapitaal.
Dit juridisch vacuüm is bijzonder vervelend voor de praktijk. Er zou immers te allen tijde een oplossing voorhanden moeten zijn. Er zijn zeker hardleerse mensen bij, maar evengoed zien wij kleinkinderen die tegoeden erven waarvan zij niet wisten en konden weten dat er een probleem was…
Het gebrek aan regeling leidt er dan ook toe dat talrijke tegoeden momenteel de facto bevroren zijn en niet kunnen worden aangewend om – na de nodige rechtzettingen – investeringen door te voeren.
Dit is eigenlijk een ongehoorde situatie. Als er dan toch nog geen nieuwe regeling is, waarom kon men dan de regularisatiewetgeving niet gewoon verlengen (desnoods met een oplopende tarifering teneinde een stimulerend effect te hebben)? Het zou de overheid toch ook niet slecht uitkomen dat de bestaande begrotingsputten zo snel mogelijk worden opgevuld?
Men kan zich bovendien de vraag stellen of dit niet tout court de beste oplossing was geweest. Nu moeten de parketten zich daarover bekommeren. Is het Openbaar Ministerie er niet in eerste instantie voor zij die niet tot inkeer komen en moeten worden gevat? Het zou er alvast toe leiden dat er daar niet nog extra werklast wordt gecreëerd.
Bovendien en tot slot is het ook maar de vraag hoe de nieuwe methode eruit zal zien. Want finaal moet het de bedoeling zijn dat de regeling nadien ook voldoende garanties biedt voor instanties die gebonden zijn door preventieve witwasverplichtingen, zoals een accepterende bank. Ook vanuit deze optiek was het systeem bij het Contactpunt ingeburgerd en is het een spijtige zaak dat dit op de schop moest.
Guillaume Deknudt (deknudt@deknudtnelis.be)
Sven Nelis (nelis@deknudtnelis.be)