De nieuwe regering brengt ook vernieuwing op het vlak van echtscheidingen

De langverwachte regering De Wever I morrelt niet alleen aan uw pensioenen en meerwaarden, maar wil ook voor een eenvoudigere en kindvriendelijkere echtscheiding zorgen.

In het regeerakkoord staat omtrent echtscheidingen alvast het volgende te lezen:

1. De regering wil het wettelijk mogelijk maken om een echtscheiding onderlinge toestemming (EOT), die is opgesteld door een advocaat of notaris, te laten akteren door een ambtenaar van de burgerlijke stand (in plaats van door de familierechter), in de mate er geen kinderen betrokken zijn waarvoor de wet een regeling vereist. Dit zou de druk op de familierechtbanken moeten verlichten.
2. Er wordt verder ingezet op de uitrol van een ouderschapsplan, waarin ouders bij echtscheiding zoveel als mogelijk afspraken kunnen maken over de verdere opvoeding van hun kinderen.
3. De werking van de familierechtbanken zal worden versterkt.
4. De wetgeving rond videoconferenties wordt aangepast, zodat familierechters hiervan in principe worden uitgesloten, tenzij de partijen hierom uitdrukkelijk verzoeken.
5. De regering wil ervoor zorgen dat kinderen in een kindvriendelijke omgeving kunnen worden gehoord in rechtszaken die hen aanbelangen (zoals over hun verblijfsregeling). Het gesprek moet op maat van het kind plaatsvinden en het kind krijgt doorheen het ganse proces voldoende informatie. Bij voorkeur wordt het kind bijgestaan door een advocaat die hiertoe een bijzondere opleiding gevolgd heeft. De regeling die thans als proefproject loopt binnen de familierechtbank te Gent wordt verder uitgerold in andere rechtbanken.
6. De aftrekbaarheid van onderhoudsuitkeringen zal gradueel dalen van 80% naar 50%. Uitkeringen naar landen buiten de EER zullen niet langer aftrekbaar zijn. Er wordt in het regeerakkoord geen melding gemaakt van wijzigingen inzake de taxatie van ontvangen onderhoudsuitkeringen bij de onderhoudsgerechtigde, zodat de vraag kan gesteld worden of de belastbaarheid bij de onderhoudsgerechtigde al dan niet simultaan zal wijzigen. Deze fiscale maatregel zou in 2026 worden ingevoerd.
7. De regering wil wanbetalingen rond onderhoudsuitkeringen aanpakken. De slagkracht van de Dienst voor Alimentatievorderingen (DAVO) wordt versterkt door deze in staat te stellen om het bedrag van de alimentatie automatisch aan de bron af te houden van de inkomsten van de onderhoudsplichtige ouder. Ook wordt onder meer de mogelijkheid bekeken om het onderhoudsgeld terug te vorderen via de belastingen.
8. Partners worden gestimuleerd om in hun huwelijkscontract of wettelijk samenlevingscontract een pensioensplit te voorzien voor het geval van een (echt)scheiding.

De datum van inwerkingtreding is thans nog niet bekend. Het is momenteel wachten op de ontwerpteksten die deze punten de komende maanden of jaren verder zullen uitwerken.

Annelies Maeckelbergh (maeckelbergh@deknudtnelis.be)

Regeerakkoord – fiscale maatregelen

Het regeerakkoord is eindelijk een feit. De volledige tekst is finaal een bijna 200 pagina’s tellend document geworden, waarbij ook heel wat fiscale maatregelen werden opgenomen. Om u snel te informeren, worden hieronder de belangrijkste fiscale maatregelen samengevat.

Invoering van een nieuwe meerwaardebelasting (als zogenaamde “solidariteitsbijdrage”)

De regering wenst een algemene solidariteitsbijdrage (lees: meerwaardebelasting) in te voeren op toekomstige gerealiseerde meerwaarden op financiële activa zoals aandelen (crypto-activa vallen hier bijvoorbeeld ook onder).

Deze belastbare meerwaarde (waarop een tarief van in principe 10% van toepassing zal zijn, zie evenwel hierna) wordt bepaald door het verschil te nemen tussen enerzijds de waarde van het financiële activum op het ogenblik van realisatie (dikwijls door een verkoop) (eventueel minus kosten) en anderzijds de waarde van het financiële activum op het moment van de invoering van de solidariteitsbijdrage (volgens de huidige tekst van het regeerakkoord zou dit in principe op 1/1/2026 zijn). Historische meerwaarden zijn dus vrijgesteld.

Hoe evenwel die waardebepaling begin 2026 zal gebeuren (eventueel vele jaren later), is nog geheel onduidelijk.

Er wordt daarbij een voetvrijstelling van 10.000 EUR voorzien om kleine beleggers niet extra te belasten. Deze voetvrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd.

In de mate dat er minstens 20% van de aandelen van een vennootschap wordt aangehouden, wordt er ook 1 miljoen EUR vrijgesteld. Een meerwaarde tussen 1 miljoen en 2,5 miljoen EUR zal belast worden aan 1,25%. Een meerwaarde tussen 2,5 en 5 miljoen EUR zal belast worden aan 2,5%. Een meerwaarde tussen 5 en 10 miljoen EUR zal belast worden aan 5% en een meerwaarde vanaf 10 miljoen EUR zal belast worden aan 10%.

Er wordt ook voorzien in een aftrekbaarheid van minderwaarden (van deze categorie van inkomsten) binnen het jaar, zonder overdraagbaarheid.

Wijziging van de liquidatiereserve

Een tweede belangrijke wijziging betreft de liquidatiereserve. Het huidig regime van de liquidatiereserve laat toe dat een KMO winstuitkeringen kan doen aan haar aandeelhouders aan een totaal belastingtarief van slechts 13,64% (met inachtname van een wachttermijn van 5 jaar) dan wel aan 9,09% (bij liquidatie) als er aan specifieke voorwaarden is voldaan (in plaats van aan het reguliere belastingtarief van 30% roerende voorheffing). De wachttermijn voor deze regeling zou nu worden verlaagd van 5 jaar naar 3 jaar, wat vooreerst betekent dat u sneller toegang krijgt tot het fiscaal voordeel van de liquidatiereserve.

Daarentegen wordt het tarief van 5% roerende voorheffing voor de uitkering van de liquidatiereserve (na 3 jaar) verhoogd naar 6,5%. Door deze aanpassing zal het effectieve totale tarief voor de liquidatiereserve stijgen van 13,64% naar 15%, wat gelijk is aan het tarief dat geldt voor het VVPRbis-stelsel. Deze verhoging gaat in op 1 januari 2026 en geldt voor nieuwe liquidatiereserves die vanaf die datum worden aangelegd.

Aanpak managementvennootschappen

Onder meer om het toenemend aantal managementvennootschappen tegen te gaan, wordt het bestaande minimumloon voor bedrijfsleiders, om te kunnen genieten van het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting (20% in plaats van 25% op de eerste 100.000 EUR winst), verhoogd van 45.000 EUR naar 50.000 EUR. Bovendien zal dit minimumloon voortaan worden geïndexeerd.

Wat de samenstelling van die minimum bedrijfsleidersbezoldiging betreft, zal voortaan ook nog maximaal 20% van het jaarlijkse brutoloon kunnen bestaan uit voordelen alle aard.

Heffing op meerwaarde bij uitstap DBI-fondsen

Waar aanvankelijk sprake was om het gunstige belastingregime van DBI-beveks af te schaffen, wordt uiteindelijk gekozen om een heffing van 5% op de meerwaarde bij de uitstap in te voeren.

Ook wordt de verrekenbaarheid van de roerende voorheffing met de vennootschapsbelasting aangepast. In de toekomst zal deze verrekenbaarheid enkel nog mogelijk zijn indien de ontvangende vennootschap in het inkomstenjaar van ontvangst van de uitkering de minimale bedrijfsleidersbezoldiging toekent (zie hoger – voortaan 50.000 EUR). De maatregel zoals in het vorige puntje opgenoemd, zal dus ook in het kader van deze DBI-beveks relevant worden.

Hervorming DBI-aftrek

De huidige DBI (definitief belaste inkomsten)-aftrek houdt kort gezegd in dat dividenduitkeringen van dochtervennootschappen aan de moedervennootschap onbelast kunnen gebeuren in de mate dat: 1) de dochtervennootschappen volgens een normaal belastingregime worden belast op hun winst, 2) de moedervennootschap de aandelen in de dochtervennootschappen minstens een jaar aanhoudt en 3) er wordt voldaan aan de zogenaamde participatievoorwaarde. Deze participatievoorwaarde houdt tot op heden in dat de moedervennootschap minstens 10% van de aandelen van de dochtervennootschap moet aanhouden of – als niet aan deze voorwaarde van 10% is voldaan – dat de aanschaffingswaarde van de aangehouden aandelen van de dochtervennootschap ten minste 2,5 miljoen EUR moet bedragen.

Het regeerakkoord wil vooreerst de voormelde drempel van 10% van de participatievoorwaarde ongewijzigd laten. Het regeerakkoord voorziet er echter wel in dat de voormelde tweede drempel van de participatievoorwaarde wordt opgetrokken van 2,5 miljoen EUR naar 4 miljoen EUR (waardoor er minder dividenduitkeringen in aanmerking komen) en deze drempel tevens zou worden gekoppeld aan de voorwaarde dat de deelneming in de dochtervennootschap de aard van financieel vast actief moet hebben (deze kwalificatie beoogt een duurzame band tussen de moeder- en dochtervennootschap en dus dat de moedervennootschap de dochtervennootschap niet als een loutere belegging beschouwt). Deze verstrengingen zouden niet van toepassing zijn op kleine en middelgrote ondernemingen maar dus enkel voor en tussen grote ondernemingen.

De DBI-aftrek wordt ook hervormd van een aftrek naar een vrijstelling, wat een eerder technische aangelegenheid betreft.

Hervorming vrijstelling meerwaarde op aandelen in de vennootschapsbelasting

De meerwaarden verwezenlijkt op aandelen zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting indien dezelfde voorwaarden als voor de DBI-aftrek zijn voldaan (te weten: de vennootschap waarvan de aandelen worden verkocht wordt onder een normaal belastingregime belast, de aandelen worden een jaar aangehouden en de hiervoor besproken participatievoorwaarde is voldaan).

De wijzigingen (lees: verstrengingen) aan de participatievoorwaarde in het kader van het DBI-regime zullen evenzeer van toepassing worden in het kader van de vrijstelling van meerwaarden op aandelen inzake vennootschapsbelasting.

Invoering van een exit-belasting voor rechtspersonen

Het regeerakkoord voorziet: “de emigratie van een rechtspersoon wordt fiscaal behandeld als een fictieve liquidatie van de rechtspersoon”.

Bemerk dat de emigratie van een vennootschap naar het buitenland thans voor vennootschappen zelf (dus in de vennootschapsbelasting) al wordt behandeld als een fictieve liquidatie van deze vennootschap. Op basis van de huidige wetgeving leidt deze fictieve liquidatie evenwel niet tot dividendbelasting in hoofde van de aandeelhouder van de emigrerende vennootschap. Allicht is het de doelstelling van de nieuwe bepaling om ook de aandeelhouder van de emigrerende vennootschap rechtstreeks een fiscale afrekening te presenteren.

Aanpak stichtingen

De federale regering wil ook misbruik met private stichtingen tegengaan. Zo stelt het regeerakkoord dat “misbruiken met private stichtingen worden aangepakt door de federale wetgeving te verduidelijken wat betreft de ‘belangloze doelstellingen’ en door het sanctiemechanisme te evalueren”. Bovendien zullen de notarissen geresponsabiliseerd worden om hierop toe te zien.

Bij oneigenlijk gebruik van een stichting zal de fiscus de mogelijkheid krijgen om de ontbinding te vragen. Hoe dit concreet in afdwingbare wetgeving zal gegoten worden, is zeer onduidelijk.

Verder in het regeerakkoord lezen we nog dat de verplichte neerlegging van de jaarrekening voor vzw’s en stichtingen bij de griffie zal worden vervangen door een verplichte neerlegging bij de balanscentrale van de Nationale Bank van België.

Nieuwe permanente fiscale regularisatie

Het regeerakkoord vermeldt dat de regering in overleg met de gewesten een nieuwe (para)fiscale regularisatie zal uitwerken met een verhoging van de tarieven naar 30% voor wat betreft fiscaal niet-verjaard kapitaal en 45% voor verjaard kapitaal. Dit laatste zou dan een verhoging van het regularisatietarief betreffen van 5% ten opzichte van de vorige regularisatiemogelijkheid (de zogenaamde EBAquater) die afliep eind 2023.

Voor belastingplichtigen die “goede trouw” kunnen aantonen, zou er worden voorzien in een gunstiger regime. Het is op dit ogenblik nog niet duidelijk wat hiermee concreet wordt bedoeld.

Naar verluidt zou het de bedoeling zijn om de nieuwe regularisatiewetgeving nog dit kalenderjaar in werking te laten treden.

Uitbreiding Centraal aanspreekpunt en versoepeling toegang

Het Centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten bij de Nationale Bank (CAP) is een register van Belgische en buitenlandse rekeningen / financiële contracten, waarin reeds heel wat informatie omtrent die rekeningen en contracten is opgenomen.

Voortaan zullen de financiële gegevens van buitenlandse oorsprong die reeds automatisch door de administratie werden ontvangen uit het buitenland, ook in het CAP worden opgenomen. Daarnaast zullen ook cryptorekeningen bij het CAP moeten worden aangemeld, alsook online gokspelersaccounts van meer dan 10.000 euro.

Andere informatie zal maximaal binnen het CAP worden geïntegreerd, ook om datamining (met het oog op dossierselectie) toe te laten.

De toegang tot het CAP wordt bovendien versoepeld. Zo zal de fiscale administratie, in het geval van voldoende en nauwkeurige aanwijzingen van fraude of een indiciair tekort en na machtiging van een ambtenaar in de rang van adviseur generaal, het CAP rechtstreeks kunnen raadplegen.

Maatregelen inzake de fiscale procedure

– De termijnen voor onderzoek en belastingheffing worden terug vastgelegd op 3 jaar (voor complexe en semi-complexe aangiften 4 jaar), te rekenen vanaf 1 januari van het aanslagjaar. In geval van (vermoeden van) fraude zal die termijn opnieuw 7 jaar (voor complexe en semi-complexe aangiften 8 jaar) bedragen.

– Bij eerste fouten te goeder trouw wordt er geen automatische sanctie van 10% belastingverhoging meer opgelegd. De belastingplichtige zou enkel nog een ‘verwittiging’ krijgen. Belastingplichtigen te goeder trouw moeten ook hun aangifte kunnen verbeteren zonder dat daar sancties, boetes of interesten tegenover staan.

– Wanneer een belastingplichtige echter met opzet een fiscale visitatie hindert, zal getaxeerd kunnen worden op een minimale belastbare winst (ter vervanging van het systeem van dwangsommen).

– Het huidig aftrekverbod in de vennootschapsbelasting zou ook enkel nog van toepassing zijn bij herhaaldelijke overtredingen waarbij een belastingverhoging van minstens 10% effectief wordt toegepast en dus niet bij overtredingen te goeder trouw of administratieve vergetelheden.

– Het vertrouwensbeginsel wordt in de wet verankerd, waarbij wordt verduidelijkt dat belastingplichtigen die een controle op een element uit hun aangifte hebben ondergaan en die praktijk, bij ongewijzigde wetgeving, verderzetten in een volgend belastbaar tijdperk, niet worden gepenaliseerd bij een eventuele latere controle. Ook de antigoondoctrine (inzake onrechtmatig verkregen bewijs) zou worden vastgelegd in de wet.

– Tevens zou ook een nieuw charter van de belastingplichtige worden geschreven, wat de relatie tussen de belastingplichtige en de fiscus moet herstellen. Belangrijk daarbij is de focus op het recht op direct en persoonlijk contact tussen belastingplichtige en fiscus, wat grotendeels verdwenen is.

– Ook zou de fiscale bemiddelingsdienst worden omgevormd naar een fiscale arbitrage.

Tot slot

Tot slot zijn nog volgende voorgenomen wijzigingen in het regeerakkoord vermeldenswaardig:

– De regering wil streven naar een hoger nettoloon voor werkenden. Dit zou onder meer gerealiseerd worden door het verhogen van de belastingvrije som voor iedereen die werkt.

– Het (fiscaal interessante) regime van de auteursrechten zou – na de wijzigingen van de vorige regering – opnieuw worden uitgebreid om een einde te maken aan de bestaande discriminatie tussen digitale beroepen (die momenteel niet van het regime kunnen profiteren volgens de fiscus) en andere beroepen.

– Een aantal aftrekposten, belastingverminderingen, uitzonderingen en vrijstellingen in zowel de personenbelasting als de vennootschapsbelasting zullen worden gewijzigd of helemaal geschrapt.

– Om de activiteit van fondsen in België te stimuleren, zal een specifiek, concurrerend regime met betrekking tot carried interest worden ingesteld ten opzichte van de bestaande regimes in de buurlanden.

– Er wordt ook voorzien in een ondernemersaftrek voor zelfstandigen (voor hoofd- en bijberoep), waarbij een eerste schijf van de winsten en baten (na verrekening van fiscale verliezen en na aftrek van beroepskosten) kan worden afgetrokken (bedrag moet nog worden vastgelegd).

– De regering zal de regio’s, indien zij dat wensen, helpen strijden tegen zgn. share deals met betrekking tot vastgoedvennootschappen.

– De federale interestaftrek voor de niet-eigen woning wordt dan weer volledig geschrapt.

– Aan de taks op effectenrekeningen wordt uiteindelijk niet gesleuteld (qua tarief). Wel wil de regering onderzoeken hoe, conform de aanbevelingen van het Rekenhof, ontwijking van deze taks kan worden aangepakt.

– Aan de autofiscaliteit wordt wel opnieuw gesleuteld, waarbij onder meer wordt voorzien in een ruimere overgangsperiode voor hybride wagens en een uitbreiding van het bestaande mobiliteitsbudget naar een mobiliteitsbudget voor iedereen.

– Een aantal btw-tarieven zullen worden gewijzigd (waaronder voor warmtepompen), alsook zouden enkele voorwaarden / verduidelijkingen worden aangebracht aan het regime van afbraak en heropbouw.

– Wat de vrijstellingsregeling voor inkomsten uit spaarboekjes betreft, zal – in het geval van een veroordeling door het Europees Hof van Justitie – een nieuw voorstel worden uitgewerkt hieromtrent.

– Voor diverse occasionele inkomsten (bijv. tweedehandsverkopen buiten de beroepswerkzaamheid) wordt in een deminimis-bepaling van 2.000 EUR voorzien in art. 90, eerste lid 1° WIB. Dergelijke inkomsten zullen dus pas boven dit bedrag belastbaar zijn (in de mate dat ze niet al vrijgesteld zijn onder het normaal beheer van privévermogen cfr. artikel 90, eerste lid, 1°, van het WIB).

– De wetgeving inzake het UBO-register zal worden aangepast, waarbij onder meer gestreefd wordt naar minder administratieve overlast en minder kosten in hoofde van de ondernemingen. Zo moet ook alle informatie die reeds via andere kanalen (notaris, KBO, …) beschikbaar is, rechtstreeks doorstromen naar dit register.

– De bedoeling is ook algemeen om de administratieve lasten van ondernemingen te vereenvoudigen. Een voorbeeld daarvan is dat men voortaan (via “My Enterprise”) kosteloos wijzigingen zal kunnen aanbrengen in de Kruispuntbank voor Ondernemingen (KBO).

– Inzake de sociale zekerheid zou de vennootschapsbijdrage voortaan worden aangepast in functie van het balanstotaal.

– Finaal zal ook nog de taks op de beursverrichtingen worden gemoderniseerd en vereenvoudigd.

Het blijft natuurlijk voorlopig bij eerder algemene krijtlijnen, zonder dat hierover reeds de nodige details bekend zijn. Hoe dit alles concreet zal uitgewerkt worden en hoe dit in wetteksten zal worden gevat, blijft afwachten de komende maanden en jaren. Ook is de datum van inwerkingtreding niet altijd bekend, hoewel het regeerakkoord inzake fiscaliteit zelf aangeeft als algemeen principe dat de maatregelen in 2026 zullen worden ingevoerd.

Wij houden u hiervan uiteraard verder op de hoogte!

Decoutere Hanno (decoutere@deknudtnelis.be)
Lammens Laurens (lammens@deknudtnelis.be)