Vereffening-verdeling: val niet in de valkuil van de vervaltermijn!

 

Vereffening-verdeling conform de wet van 13 augustus 2011

Met de inwerkingtreding op 1 april 2012 van de ‘nieuwe’ wet op de vereffening-verdeling, is er bij een vereffening-verdeling een wettelijk voorziene tijdslijn. De bedoeling lag immers voor alles wat vlotter en efficiënter te laten verlopen.

De partijen kunnen nog altijd minnelijk andere termijnen afspreken, maar doen ze dit niet, dan gelden de regels zoals voorzien in het Gerechtelijk Wetboek.

De vervaltermijn na afsluiting van de boedelbeschrijving

Bij gebreke aan minnelijk afgesproken termijnen is het uitermate van belang de wettelijk voorziene termijnen goed in het vizier te houden. Een belangrijk moment vormt bijvoorbeeld het meedelen van de aanspraken en de stukken binnen de termijn van twee maanden te rekenen van de afsluiting van de boedelbeschrijving (art. 1218, §1 tweede lid Ger.W.).

De sanctie is niet min. Deelt men de aanspraken en stukken niet tijdig mee, dan is de kans verkeken. De notaris-vereffenaar mag immers geen rekening houden met laattijdige aanspraken, opmerkingen of stukken (art. 1220, §1 Ger. W.). Indien bijvoorbeeld in een erfenisbetwisting een partij niet tijdig een vordering tot inkorting formuleert, dan kan de notaris daar naderhand geen rekening meer mee houden. Het betreft dus een ware vervaltermijn waarbij herstel niet meer mogelijk is.

Enkel indien alle partijen akkoord zijn, kan de notaris-vereffenaar deze aanspraken of stukken nog in rekening brengen. Uiteraard is het ook anders wanneer er na het verstrijken van voormelde termijn nieuwe stukken of feiten worden ontdekt van overwegend belang.

Bij voorkeur minnelijke termijnen

Het is derhalve wellicht aangewezen minnelijke termijnen overeen te komen bij aanvang van de vereffening-verdeling. Ook als er geen akkoord daaromtrent wordt bereikt, heeft dit minstens als voordeel dat alle partijen nogmaals met de neus op de feiten worden gedrukt dat er bij gebreke aan akkoord ook wettelijke strikte termijnen spelen. De notaris-vereffenaar kan immers van deze gelegenheid gebruik maken om de partijen daar nog eens extra op te wijzen. De praktijk leert immers dat niet alle advocaten de wettelijke termijnen voldoende nauwkeurig agenderen met alle gevolgen vandien.

Maar laat het duidelijk zijn dat de minnelijk afgesproken termijnen uiteraard eveneens moeten worden gerespecteerd. De sanctie bij het niet-naleven van deze termijnen is immers identiek (art. 1220,§1 Ger. W.). Minstens op dit vlak heeft de nieuwe procedure alvast voor meer (gedwongen) efficiëntie gezorgd.

Nieuwe wet fiscale regularisatie eindelijk gestemd!

Na de “EBA” (kalenderjaar 2004), de “EBA bis” (periode 1 januari 2006 tot en met 14 juli 2013) en de “EBA ter” (periode 15 juli 2013 tot en met 31 december 2013) zijn er enkele jaren geweest dat er geen wettelijke regeling als dusdanig bestond voor belastingplichtigen die vrijwillig tot een fiscale rechtzetting wilden overgaan. Zij moesten in deze periode terecht bij de lokale controles en vanaf een bepaald ogenblik nog uitsluitend bij de BBI, die de binnenkomende dossiers op uniforme wijze diende af te handelen in overeenstemming met een ministeriële richtlijn.

Met de wet van 21 juli 2016 is er nu evenwel een nieuw wetgevend kader voor het doorvoeren van fiscale regularisaties. Eindelijk. Deze wet is immers pas na een zeer moeizaam wetgevend proces tot stand gekomen. Zij is van toepassing met ingang van 1 augustus 2016, met die bemerking dat voor de regularisatie van gewestbelastingen (in hoofdzaak van belang voor ontdoken successierechten/erfbelasting), nog een samenwerkingsovereenkomst dient getekend te worden tussen de federale overheid en de bevoegde gewesten.

De nieuwe regularisatiewet is zoals bekend erg vergelijkbaar met haar directe voorganger die in de tweede helft van 2013 van toepassing was. Grosso modo is er opnieuw het onderscheid tussen inbreuken die nog niet fiscaal verjaard zijn en inbreuken die wel fiscaal verjaard zijn (maar strafrechtelijk nog niet). De nog niet fiscaal verjaarde inbreuken dienen te worden rechtgezet door de betaling van de ontdoken belasting, waarbij het normaal verschuldigde tarief wordt verhoogd met een boete van 20%. Voor de inbreuken die wel fiscaal verjaard zijn, wordt opnieuw gewerkt met de notie “fiscaal verjaard kapitaal” en bedraagt het tarief 36%. Net zoals vroeger geldt dat men opnieuw terecht moet bij het specifiek daartoe opgerichte Contactpunt Regularisaties in Brussel.

Belangrijk aandachtspunt in de nieuwe regularisatiewet is de strenge bewijslast die op de aangever rust. Deze moet immers “aantonen”, “aan de hand van schriftelijk bewijs, desgevallend aangevuld met andere bewijsmiddelen van gemeen recht, met uitzondering van de eed en het bewijs door getuigen” dat alle belastingen die moesten betaald worden in het verleden ook effectief werden betaald. Slaagt de aangever niet in deze bewijslast, dan dient de voorziene regularisatieheffing te worden betaald.

Voor diegenen die op deze wetgeving beroep willen doen, is het in de meeste gevallen overigens verkieslijk niet al te lang te talmen en dit om een aantal redenen. Ten eerste is, door de aanzienlijke systematiek inzake transparantie en gegevensuitwisseling die de laatste jaren wereldwijd is opgezet, de pakkans erg vergroot. Ten tweede stijgen de voorziene boetes en percentages elk volgend kalenderjaar.  En ten derde geldt dat, indien er “fiscaal verjaard kapitaal” dient geregulariseerd te worden, er voor regularisatie-aangiftes die nog geschieden in 2016 veelal kan worden gewerkt met de (meestal eerder lage) portefeuillestanden dd. 31 december 2008 voor de toepassing van het tarief van 36%.

Tot slot ook nog de opmerking dat de nieuwe regularisatiewet ook open staat voor diegenen die in het verleden reeds hebben geregulariseerd, maar nu nog bijkomend bepaalde inkomsten of kapitalen ter regularisatie willen aanbieden.